Te kwade trouw op moment van het doen van de aangifte

Door Beheerder ~ 31 januari 2011. Opgeslagen onder: Formeel belastingrecht, Inkomstenbelasting, Opmerkelijk Nieuws, Specialisaties.

Alhoewel de belastingdienst het anders ziet, is er bij een onjuiste aangifte niet altijd sprake van te kwade trouw.

Naar uw eer en geweten, vult u de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2003 in. De aangifte is tijdig door u ingevuld en tijdig door de belastingdienst ontvangen. De inspecteur acht enige tijd later dat u naar zijn inzicht de aangifte niet juist hebt gedaan en legt een navorderingsaanslag op alsmede een boete.

Op basis van de wet kan de inspecteur een navorderingsaanslag opleggen, indien er sprake is van een nieuw feit dan wel dat men met bewuste opzet een onjuiste aangifte heeft ingediend (ook wel aangeduid met te kwade trouw). Maar, wanneer is er nu sprake van te kwade trouw? En op welk moment moet deze kwade trouw aanwezig zijn?

De Hoge Raad heeft onlangs op deze twee vragen duidelijkheid gegeven. Enkel de omstandigheid dat men had moeten weten dat hij zijn aangifte onjuist of onvolledig heeft ingevuld, is niet voldoende voor de vereiste bewuste opzet. Bij de belastingplichtige moet de bewustheid daadwerkelijk aanwezig zijn. Hij moet weten dat wat hij invulde onjuist of onvolledig was en dat deze gegevens door middel van het aangifteprogramma gevraagd werden aan hem. Indien naar aanleiding van dit handelen de inspecteur een te lage aanslag oplegt, kan hij op basis van te kwade trouw een navorderingsaanslag opleggen.

De belastingplichtige moet zich dus bewust zijn van de onjuist of onvolledigheid. Daarnaast moet hij hiervan op de hoogte zijn ten tijde van het doen van de aangifte. Dit geldt ons inziens ook bij het doen van een verbeterde aangifte. Bij het doen van een verbeterde aangifte doet u immers de werkelijk stand van zaken uit de doeken.

Om terecht een navorderingsaanslag op te kunnen leggen moet er sprake zijn van of een nieuw feit of de belastingplichtige moet te kwade trouw zijn. Hiervan is in ieder geval sprake indien men de werkelijke situatie niet uit de doeken doet. De belastingplichtige moet zich ervan bewust zijn dat hij een onjuiste of onvolledige aangifte doet. Geen grond voor een navorderingaanslag is dus het standpunt dat de belastingplichtige bepaalde omstandigheden had behoren te kennen.

Bron: Hoge Raad 3 december 2010, LJN BO5989.

Laat een reactie achter