Undue delay bij bouwleges?
Door Henk Oostdam ~ 20 december 2010. Opgeslagen onder: Formeel belastingrecht, Opmerkelijk Nieuws, Specialisaties.AG Wattel trekt een bijzondere conclusie in een zaak over de heffing van bouwleges.
In deze bouwlegeskwestie is door belanghebbende artikel 6 van het EVRM aan de orde gesteld. In zijn conclusie van 8 november 2010 acht Advocaat-Generaal Wattel dit artikel van toepassing op de bouwleges omdat het hier gaat om de regulering van het gebruik van eigendom.
Waar gaat het om? In geschil is de hoogte van de verschuldigde bouwleges. Belanghebbende vroeg op 28 mei 2001 bij de gemeente een bouwvergunning aan. Op 20 juni 2001 legde gemeente een aanslag bouwleges op voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Op 7 januari 2002 is de aanvraag door de gemeente afgewezen. Conform de verordening werd 50% van de geheven leges terug gegeven. Door belanghebbende in deze kwestie is in het hoger beroep voor het Gerechtshof de lange duur van behandeling aan de orde gesteld. Zij eist genoegdoening (schadevergoeding) voor de lange behandel duur. De rechtbank acht artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet van toepassing en heeft het beroep van belanghebbende afgewezen.
Op grond van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) meent dat de AG dat sprake is van het “bepalen van burgerlijke rechten en verplichtingen” in de zin van artikel 6 van het EVRM. Als de Hoge Raad de AG in deze volgt is sprake van een zeer belangrijke ontwikkeling in het Belastingrecht. Tot op heden is artikel 6 in de toepassing van het bestuursrecht steeds afgewezen. Voor het belastingrecht betekend de toepassing van artikel 6 EVRM een versterking van de rechtspositie van de belastingplichtige. Het zal evenwel nog een zware strijd worden om duidelijk te krijgen hoe die rechtspositie dan precies ligt. Op dit moment dienen we de uitspraak van de Hoge Raad evenwel af te wachten.